Mike Lewis wordt geboren in Londen als zoon van Joodse ouders die vóór de Eerste Wereldoorlog uit Polen waren geëmigreerd. Hij droomt ervan om kunstenaar te worden, maar zodra hij oud genoeg is, moet hij gaan werken om zijn familie te onderhouden.
Wanneer de oorlog in 1939 uitbreekt, sluit de 21-jarige Mike zich aan bij het Britse leger en belandt hij bij het parachutistenregiment. Hij krijgt de kans om zich aan te sluiten bij de AFPU, een eenheid die werd opgericht om de propagandaoorlog voor de Britten te helpen winnen.
Na een spoedcursus filmen wordt hij midden in de grootste en meest bepalende gebeurtenissen van de oorlog geplaatst, met niets meer dan een pistool en een camera ter bescherming. Wanneer nazi-Duitsland op instorten staat, gaat hij samen met zijn ervaren AFPU-collega Bill Lawrie naar Noordwest-Duitsland om met de oprukkende Britse troepen mee te trekken.
In april 1945 stuiten de twee op wat dan nog een tyfusziekenhuis wordt genoemd, ongeveer 25 km van het stadje Celle in Noord-Duitsland, in een plaats genaamd Bergen-Belsen. Samen met de bevrijdende troepen van het Britse leger naderen Mike en Bill het kamp onder een witte vlag, camera’s in de hand. Daar worden ze voor het eerst geconfronteerd met de gruwelen die zich binnen de poorten van Belsen hebben afgespeeld – en via hun beelden wordt deze verschrikking aan de wereld getoond.
Wanneer Mike aan een groep jonge vrouwen in het kamp onthult dat hij Joods is, reageren ze verbaasd: “Jij bent Joods, en jij bent vrij?” Door de beelden die deze mannen in Belsen filmden te combineren met hun audiogetuigenissen (opgenomen door het Imperial War Museum in de jaren 80), wordt de film een intiem en persoonlijk verslag van de meest ingrijpende ervaring van twee gewone mannen in de oorlog. Via hun ogen wordt een deel van de diepgaande trauma’s en tragedies van de Holocaust tastbaar.
Regie: Sam Mendes
Omroep: EO