Als iemand je plotseling confronteert met een ontbloot geslachtsdeel kan dat een enorm ontwrichtende ervaring zijn. Regisseur Julia Roeselers weet hier alles van – ze was zelf meermaals slachtoffer van potloodventers. In haar documentaire Potloodventer (BNNVARA) delen meerdere vrouwen die dit meemaakten geëmotioneerd hun verhaal, zij voelen zich geschonden en bedreigd. Maar om beter te begrijpen wat hen beweegt, spreekt ze óók met de mannen die dit exhibitionistische gedrag vertonen.
Bij de term ‘potloodventer’ heeft iedereen wel een idee: een man die ongevraagd zijn ontblote penis laat zien aan, doorgaans vrouwen, die voorbijlopen of fietsen. Maar waarom voelt iemand deze exhibitionistische drang? Valt dit seksuele wangedrag te genezen en hoe is het voor slachtoffers om dit mee te maken? NPO Doc sprak erover met klinisch psycholoog Nina ten Hoor.
Bijna alle mannen die Roeselers in haar film spreekt blijken een vrij ‘normaal’ leven te leiden. Ook staan ze je niet allemaal met een trenchcoat achter de bosjes op te wachten. Wie zijn deze potloodventers dan wel en waarom doen ze dit? En is er niet een manier om hun exhibitionistische drang te bedwingen? Klinisch psycholoog Nina ten Hoor van forensische polikliniek De Waag licht het toe.
De ‘klassieke’ potloodventer
Volgens Ten Hoor is de term potloodventer informeel, en zijn er twee formele termen: schennispleging en exhibitionisme. Ten Hoor: ‘Schennispleging is een juridische term, want het is een strafbaar seksueel delict. Een exhibitionistische stoornis verwijst naar de ziekelijke behoeftedrang om je eigen geslachtsdeel te tonen aan een nietsvermoedende voorbijganger. Dat is een psychiatrische stoornis. Vaak hebben plegers van schennis een exhibitionistische stoornis, maar het is niet altijd een-op-een.’
In veel gevallen ontstaat de exhibitionistische drang volgens Ten Hoor tijdens de adolescentie. ‘In die periode wordt iemands ontblote geslachtsdeel per toeval gezien, en kan dat een prettige sensatie zijn. Als je daarover blijft fantaseren kan de behoefte ontstaan om het weer te doen.’
Potloodventers doen aan schennispleging: het is een strafbaar seksueel delict.
Volgens de klinisch psycholoog vormen potloodventers een hele diverse groep, behalve dan dat er voornamelijk mannelijke plegers zijn. Ten Hoor: ‘Zo’n 1% van de mannen voelt deze exhibitionistische drang om zijn ontblote penis te tonen. Dat kunnen mannen zijn van alle leeftijden en alle achtergronden. 90 tot 95% van die plegers raakt de slachtoffers niet aan, maar de overige 5-10% pleegt ook hands-on delicten. Dat is een ernstigere categorie, zoals ook de dader uit de documentaire.’
Hoewel mensen vaak verwachten dat het hierbij om eenzame mannen gaat, is dat volgens Ten Hoor niet het geval. Uit haar promotieonderzoek blijkt dat de helft een relatie en soms ook een gezin heeft. ‘In contrast zitten er ook plegers bij die nog nooit een partner hebben gehad, en die dat ook helemaal niet durven.’
Still uit 'Potloodventer'
De kick van de onvoorspelbare reactie
Hoewel deze mannen een diverse groep vormen, hebben ze volgens Ten Hoor één gemene deler: de kick van het gezien worden. Dat plegers niet weten hoe slachtoffers gaan reageren geeft ze volgens de klinisch psycholoog een adrenalinestoot.
Potloodventers hebben één gemene deler: de 'kick' van het gezien worden.
Ten Hoor herkent vanuit haar klinische praktijk twee soorten motivaties achter deze kick: ‘Enerzijds is er de genieter: iemand die geniet van de naderende zomer, het mooie weer en de schaars geklede mensen. Deze pleger krijgt in die periode zin om zich voor mensen te ontbloten en leeft vaak ook in de illusie dat slachtoffers genieten en erop in zouden kunnen gaan.’
Anderzijds is er de gestreste pleger: ‘Dat is iemand die bijvoorbeeld een vervelende dag op werk had en daarna de behoefte voelt om zich op exhibitionistische manier te ontladen. Deze pleger is angstiger, hij stelt zich verdekt op en wil dat slachtoffers hem maar kort zien. Eigenlijk wil deze pleger geen contact, maar zodra slachtoffers hem zien voelt hij een enorme ontlading. Het motief lijkt hier frustratie- en stressregulatie te zijn.’
Still uit 'Potloodventer'
De ‘moderne’ potloodventer
Daarnaast heeft er uiteraard ook een verschuiving plaats gevonden richting online schennispleging, een voorbeeld hiervan dat de laatste jaren meerdere keren het nieuws haalde is: ‘de treinrukker’. Mannen die openlijk masturberen in het openbaar vervoer. Een deel van hen maakt filmpjes van hun eigen daden.
De onlinegemeenschap van ‘treinrukkers’ is zorgelijk. Ze normaliseren schennispleging en brengen anderen op ideeën.
Ten Hoor: ‘Deze beelden zetten ze online op plekken waar andere geïnteresseerden mee kunnen kijken en commentaar kunnen geven. Deze onlinegemeenschap is zorgelijk. Ze delen beelden van onwetende slachtoffers op het internet, normaliseren schennispleging en brengen zo ook anderen op ideeën.
Still uit 'Potloodventer'
De machtspositie van de potloodventer
Dat plegers niet bezig zijn met de gevolgen van hun daden, is een rode draad bij potloodventers. Dit ziet Ten Hoor als onderdeel van het probleemgedrag. ‘De plegers zijn opgewonden waardoor hun gedrag in een soort roes plaats vindt. Als een slachtoffer meermaals omkijkt kunnen daders al denken dat ze het leuk vinden.’
Ten Hoor vervolgt: ‘Slachtoffers reageren vaak verbouwereerd en geschokt, waardoor ze verlamd raken. Voor de pleger biedt dat juist een soort ruimte, een machtspositie waarin ze kunnen kijken: hoe ver kan ik gaan?’
Meisjes van 13 jaar oud lopen het hoogste risico om slachtoffer te worden van een potloodventer.
Daarbij komt kijken dat een slachtoffer doorgaans zo’n tien jaar jonger dan de dader is, wat het machtsgevoel bij plegers versterkt. Ten Hoor: ‘Meisjes van 13 jaar oud lopen het hoogste risico om slachtoffer te worden van een potloodventer. Deze jonge leeftijd brengt een soort onbevangenheid en een minder adequate reactie met zich mee dat plegers mogelijk aantrekt.
Still uit 'Potloodventer'
De gevolgen voor slachtoffers
Hoewel mensen vaak lacherig over potloodventers doen, laat de documentaire zien dat slachtoffers zich vaak hevig bedreigd en geschonden voelen.
Net zoals bij andere seksuele delicten is bij potloodventers sprake van ‘victim blaming’.
Ten Hoor: ‘Ik denk dat mensen lacherig reageren omdat ze zich geen houding weten te geven. Net zoals bij andere seksuele delicten is bij potloodventers sprake van victim blaming. Omstanders nemen slachtoffers niet serieus of geloven ze niet.’
Vandaar dat het volgens de klinisch psycholoog goed is om deze documentaire een podium te bieden en het leed van de slachtoffers integer in beeld te brengen. ‘Sommige daders zullen niet bedenken dat wat ze doen een strafbaar feit is, dus hopelijk confronteren deze beelden hen.’
Therapie voor potloodventers
In de documentaire concludeerde een van de plegers zelf dat zijn exhibitionistische drang niet te genezen is. Daar denkt Ten Hoor anders over: ‘Het is een hardnekkig probleem, onder andere omdat de pakkans heel klein is. Zo wordt een pleger gemiddeld pas na 150 slachtoffers gepakt. Maar vooral de sterke drang om te plegen en het gevoel dat ze daar geen weerstand tegen kunnen bieden kan hardnekkig zijn. Er bestaan echter wel degelijk werkzame therapieën tegen.’
Zolang plegers de ernst van hun gedrag onderschatten en ermee weg komen ervaren ze onvoldoende nadelen om hulp te zoeken.
Ze vervolgt: ‘Zo is er bij De Waag een uitgebreid zorgprogramma voor allerlei soorten seksueel grensoverschrijdend gedrag waarbij we risico’s in kaart brengen en hier gericht op behandelen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om seksualiteit, intimiteit en relaties, eigenwaarde of trauma bij de plegers zelf. Daarnaast doen wij onderzoek naar een experimentele therapievariant met EMDR. Daarbij proberen we de hele sterke positieve gevoelens bij het plegen af te zwakken.’
De plegers bieden zichzelf alleen niet zo snel vrijwillig aan voor therapie, erkent ook Ten Hoor. Doorgaans komen deze exhibitionisten pas bij de klinisch psycholoog terecht op het moment dat justitie een behandeling oplegt of als er druk is vanuit de familie. Ten Hoor benadrukt dat er doorgaans zo’n externe factor nodig is om echt die stap te nemen: ‘Zolang potloodventers de ernst van hun gedrag onderschatten en ermee weg komen ervaren ze vaak onvoldoende nadelen om hulp te zoeken.’
Wie is Nina ten Hoor?
Nina ten Hoor is klinisch psycholoog en psychotherapeut. Ze is sinds 2006 werkzaam bij De Waag, centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De Waag heeft in totaal twaalf vestigingen in Nederland. Ten Hoor is werkzaam bij de vestiging in Amersfoort. Daar behandelt ze mensen met grensoverschrijdend gedrag die een strafbaar feit pleegden of het risico lopen om dat te gaan plegen.
Naast deze behandelingen is Ten Hoor ook onderzoeker. Momenteel is ze bezig met haar promotieonderzoek naar schennispleging en exhibitionisme. Onderdeel hiervan is het onderzoek naar het verminderen van deviante seksuele arousal bij exhibitionisten met EMDR.