Zonen van Suriname

1. De onafhankelijkheid

IKON

Op 8 december 1982 worden in Fort Zeelandia te Paramaribo, Suriname 15 moorden gepleegd. Het militaire regime, onder leiding van Desi Bouterse - op 25 februari 1980 door een coup aan de macht gekomen - ontdoet zich in één klap van zijn belangrijkste critici.

Meer over dit tweeluik

Alle slachtoffers worden standrechtelijk geëxecuteerd en vertonen tekenen van marteling. De schok die de gebeurtenissen teweeg hebben gebracht, is nog steeds voelbaar in de Surinaamse samenleving. De schuldigen zijn nooit aangehouden, laat staan berecht.

Het is niet verwonderlijk dat de meeste nabestaanden van de decemberslachtoffers kort na de gebeurtenissen het land hebben verlaten en in Nederland zijn gaan wonen. Al bijna twintig jaar proberen zij - samen met de nabestaanden die in Suriname zijn gebleven - de daders ter verantwoording te roepen. Tot op heden zijn hun pogingen vruchteloos gebleven.

Eind 2000 is er toch een doorbraak. Het Surinaamse hof besluit vlak voor de verjaringstermijn een gerechtelijk vooronderzoek te starten naar de misdaden. Op dit moment is er een begin gemaakt met het verhoren van getuigen, maar of het ooit daadwerkelijk tot een proces zal komen, wordt door velen betwijfeld. Een van de problemen is het gebrek aan middelen, zowel personeel als financieel. Ook het feit dat voormalig bevelhebber Bouterse achter de schermen nog een belangrijke rol speelt in Suriname vormt een complicerende factor.

Regie: René Roelofs
Omroep: IKON

Deel 1: De onafhankelijkheid

Op 25 november 1975 vindt een historische gebeurtenis plaats in het stadion van Paramaribo. Premier Joop den Uyl verleent, in het bijzijn van prinses Beatrix, Suriname de onafhankelijkheid. Suriname was weliswaar sinds 1954 autonoom binnen het Koninkrijk der Nederlanden, maar in feite had Nederland nog op diverse gebieden de touwtjes in handen.

De film begint met een portret van Suriname in de periode vóór de onafhankelijkheid. Er is geen eensgezindheid over het tempo waarin de onafhankelijkheid moet worden gerealiseerd. Dit leidt tot grote spanningen tussen de diverse bevolkingsgroepen. Met name de hindoestanen, onder leiding van Jagernath Lachmon, voelen zich bedreigd en trekken in deze periode massaal naar Nederland. Onder druk van Nederland en met instemming van het Surinaamse parlement (dat met een verschil van één stem akkoord gaat met de onafhankelijkheid), wordt Henck Arron de eerste premier van het onafhankelijke Suriname. Hij krijgt een 'bruidsschat' mee van fl. 3,2 miljard, in die tijd een astronomisch bedrag.

In de vijf jaren die volgen blijkt de Surinaamse regering de verwachtingen van de onafhankelijkheid niet waar te kunnen maken. Ondanks de economische steun hebben velen het gevoel dat de regering Arron de maatschappelijke problemen onvoldoende aanpakt, terwijl ze zich schuldig maken aan corruptie en zakkenvullerij. In deze situatie besluiten zestien onderofficieren, die deels in Nederland hun opleiding hebben gehad en in het nieuwe Surinaams leger zijn opgegaan, onder wie een zekere sergeant Desiré Delano Bouterse, op 25 februari 1980 naar de wapens te grijpen. Wat begint als een arbeidsconflict tussen onderofficieren en legerleiding, loopt uit op een staatsgreep. Het volk juicht de coup toe en ook Nederland geeft de nieuwe machthebbers het voordeel van de twijfel. Dat geldt ook voor enkele van de latere slachtoffers van 8 december 1982, zoals André Kamperveen en Jozef Slagveer.

In de twee jaar die volgen, blijken de sergeants in de Nationale Militaire Raad niet opgewassen tegen de regeringsverantwoordelijkheid. Ondanks het installeren van een burgerregering geven de militairen niet de indruk de macht uit handen te willen geven. Het land dreigt andermaal ten prooi te vallen aan vriendjespolitiek en corruptie. De weerstand onder de bevolking groeit; tegelijk neemt de repressie van de militairen toe. Tevens wordt duidelijk dat het leger ook in eigen kring geweld niet schuwt. Militairen komen op dubieuze wijze om het leven. De eerste episode eindigt met het besluit tot een greep naar de macht van een kleine groep militairen op 11 maart 1982, onder leiding van luitenant Soerendre Rambocus.

De familieleden van de slachtoffers van de decembermoorden kijken met gemengde gevoelens terug op de onafhankelijkheid. Sommigen hebben hun carrière in Nederland opgegeven en zijn vol enthousiasme naar Suriname teruggekeerd om hun moederland te helpen opbouwen. Maar anderen zien in de wijze waarop de onafhankelijkheid tot stand is gekomen een voorbode van de gebeurtenissen van 1980 en 1981.

Meer over Suriname op NPO Doc